Rol van biest- en melkproductie bij groei biggen
Efficiënte biest- en melkproductie spelen een essentiële rol in de overleving en groei van biggen tijdens de eerste zes levensweken én de prestaties van biggen op lange termijn (Devillers et al., 2011). Lactogenese bij de zeug begint al op dag 90 van de dracht. Secretoire activiteit van de borstklier begint langzaam en neemt voornamelijk toe tijdens de laatste week van de dracht (vanaf dag 108). Het is daarom heel normaal dat er vlak voor het werpen biest uit de borstklieren kan worden verkregen (Devillers et al., 2007). De vitaliteit van de biggen, het geboortegewicht en een soepel kraamproces, is cruciaal voor de inname van voldoende biest. Het effectief drinken van de biest door de biggen zorgt voor een optimale ontwikkeling van de melkklieren, dit kan de biestproductie op langere termijn maximaliseren.
Biestproductie
De productie van biest staat onder invloed van hormonen. Prolactine en progesteron zijn twee hormonen die een grote rol spelen in dit proces. Aan het einde van de zwangerschap neemt de concentratie progesteron af en neemt de concentratie prolactine toe. Wanneer de concentratieveranderingen van deze hormonen niet optimaal zijn, is de hoeveelheid geproduceerde biest lager (Foisnet et al, 2010). De hoeveelheid geproduceerde biest varieert sterk van zeug tot zeug. Een gemiddelde zeug produceert tussen de 3 en 4 kg biest, maar de individuele opbrengsten variëren van 0,5 kg – 8 kg (De Smet &Decaluwé, R., 2015).

Onvoldoende biestproductie een veel voorkomende uitdaging
De hoeveelheid biest die door de zeug wordt geproduceerd is onafhankelijk van het aantal levendgeboren biggen, als gevolg daarvan neemt de beschikbare hoeveelheid biest voor elke levendgeboren big af naarmate het aantal levendgeboren biggen toeneemt. Statistieken tonen aan dat ongeveer 30% van de zeugen niet genoeg biest produceren om te voldoen aan de minimale (180-260 g per kg lichaamsgewicht) vereiste van een big. De productie van melk daarentegen wordt wel beïnvloed door verschillende factoren. De melkproductie wordt beïnvloed door prikkels afkomstig van het zuigen van de biggen en is dus afhankelijk van de grootte en het gewicht van de biggen. Het masseren en zuigen van de biggen aan de uier is de belangrijkste factor die de melkproductie positief beïnvloedt. Dit doet de concentratie prolactine in het bloed stijgen waardoor de melkproductie toeneemt (Hurley, 2001).
De melkgift wordt ook beïnvloed door de pariteit en ras van de zeug (Farmer et al., 2001), waarbij multipare zeugen meer melk produceren dan primipare zeugen. De melkgift is het grootst in pariteiten twee tot vier en neemt daarna af (Quesnel et al., 2015). Het duurt ongeveer 35 minuten voordat een uier volledig is bijgevuld na een zoogbeurt. Voedingsintervallen van een half uur zijn belangrijk om de melkproductie op peil te houden. Een uier waaraan 36 uur niet wordt gezogen, valt terug tot 50% van haar productie en een uier waaraan 72 uur niet wordt gezogen, zal geen melk meer produceren. Bovendien produceert een uier waaraan niet gezogen wordt gedurende een volgende lactatie minder (De Smet & Decaluwé, R., 2015). Dit is erg belangrijk om te beseffen bij de inzet van een pleegzeug.
Wat is het verschil tussen biest en melk?
Biest en melk verschillen in moment van secretie en in samenstelling. Biest is de eerste afscheiding van de melkklieren die grotendeels wordt gevormd vóór het werpen. Biest wordt gekenmerkt door hoge concentraties immunoglobulinen (Ig) in vergelijking met melk, terwijl melk rijk is aan vet en lactose (Decaluwé et al., 2014). Bovendien bevatten biest en melk verschillende bioactieve stoffen zoals groeifactoren (EGF, IGF) en enzymen (lipase, amylase), veel van deze componenten zijn belangrijk voor overleving en bevorderen gastro-intestinale ontwikkeling en opname van voedingsstoffen (Mei et al., 2006). De transitie van biest naar melk verandert geleidelijk in de loop van de tijd (zie afbeelding).

Waarom moet een big immuniteit opbouwen?
Biest verschilt van melk in de concentraties van macronutriënten en immunoglobulinen. Biest biedt de big passieve immuniteit door de absorptie van immunoglobulinen, dit is alleen mogelijk vóór het sluiten van de darmwand (24 – 36 uur na de geboorte). Maternale IgG biedt systemische immuniteit, terwijl maternale IgA aanwezig in zowel biest als melk het darmslijmvlies beschermt tegen ongunstige bacteriën en voorkomt zo overgroei in de darmen. Biest bevat ook immuuncellen (verschillend van immunoglobulinen, bijvoorbeeld witte bloedcellen) die een rol spelen in het afweersysteem. Deze worden alleen verkregen uit biest van de eigen moeder, omdat immuuncellen van een andere zeug worden afgebroken. Daarom leggen we bij voorkeur biggen ten vroegste 24 uur (en maximaal 48 uur) na de geboorte over. Helaas is dit in de praktijk niet altijd mogelijk.
Waar haalt een big energie vandaan?
Biest is essentieel voor vroege postnatale overleving door energie te leveren om de lichaamstemperatuur op peil te houden, actief te zijn en te groeien. De energiebehoefte van een pasgeboren big kan tot 60% worden gedekt door glycogeen- en vetreserves. Minstens 40% moet door biest worden geleverd. De big haalt energie uit vetten en lactose aanwezig in biest en melk. Dit doet een big zeer efficiënt, 91% van de gemetaboliseerde energie wordt omgezet in netto energie (De Smet, S., &Decaluwé, R., 2015).
Het is duidelijk dat voldoende inname van biest belangrijk is. De hoeveelheid biest die door een big kan worden opgenomen, hangt af van de vitaliteit, het geboortegewicht en de variatie van het geboortegewicht binnen één toom (uniformiteit). Biggen met verminderde vitaliteit hebben minder kans om een uier te bereiken en biggen die tijdens de geboorte zuurstofgebrek hadden, zullen slechts half zoveel biest opnemen. Het doel is 250 gram biest per big. Omdat u als varkenshouder niet kunt weten hoeveel een big drinkt, kunt u uw kansen verhogen door te streven naar vitale biggen en uniforme nesten. Recent onderzoek heeft aangetoond dat biestinname ook op lange termijn een effect heeft op biggensterfte en groei, zowel in de kraamstal als bij de gespeende biggen, daarnaast heeft het een gunstig effect op de groei tijdens afmesten (Declercl et al., 2016).
Een paar punten om het belang van vitale biggen samen te vatten:
- Snellere en hogere biest inname direct na de geboorte;
- Beter ontwikkelde immunologische bescherming;
- Lagere sterfte voor het spenen;
- Hoger speengewicht;
- Slachtgewicht wordt sneller bereikt.
Hoe kan AHV helpen met uw streven naar vitale biggen?
Het start met uw zeugen. Het is belangrijk om uw zeugen in topconditie te houden en haar de extra ondersteuning te geven die ze nodig heeft voor en na het werpen. Dit vergroot de kans op een soepel en snel werpproces. Hoe sneller de biggen ter wereld komen, hoe kleiner de kans op zuurstofgebrek tijdens het de uitdrijvingsfase. De biggen zullen worden geboren met meer kracht en vinden snel hun weg naar de uier. Bovendien zal de zuigkracht ook krachtig genoeg zijn om snel de gewenste hoeveelheid biest op te nemen. Speciaal voor bedrijven die rondom het werpproces tegen uitdagingen aanlopen, bijvoorbeeld langdurig werpen, hoge mate van doodgeboorte en langzame start van de biestproductie is AHV FarrowPREP ontwikkeld. AHV FarrowPREP is een uitgebalanceerde aanvulling op het voer in de periode rondom werpen en vergroot de kans op vitalere en minder doodgeboren biggen.

Verminderd welzijn aanpakken
De periode rondom werpen is altijd intens voor een zeug. Door het uitputtende werpproces kan ze zich ellendig voelen, wat leidt tot een verminderde eetlust. Hierdoor komt ze in een neerwaartse spiraal terecht. Om dit te voorkomen en de melkproductie op gang te houden, hebben we AHV Aspi Paste ontwikkeld. AHV Aspi Paste bevordert het welzijn en biedt verlichting waar nodig. Zeugen voelen zich prettiger en gaan daardoor beter bewegen en eten. Hierdoor blijft de melkproductie op niveau en vallen biggen niet terug in groei.
Kleine of verzwakte biggen?
Zoals hierboven vermeld, beïnvloedt het geboortegewicht en de variatie in geboortegewicht binnen één toom de hoeveelheid biest en melk die door de biggen wordt opgenomen. Kleinere biggen nemen minder biest en melk op en stimuleren de uier niet voldoende om tot een maximale productie te komen, de uier zal als gevolg tijdens een volgende lactatie zelfs minder melk produceren. Bij grote tomen is het een uitdaging om alle biggen van dezelfde grootte te hebben, er zullen altijd enkele kleinere biggen tussen zitten. Speciaal voor deze kleine of verzwakte biggen hebben we een AHV Piglet Activate ontwikkeld. Het toepassen van AHV Piglet Activate geeft biggen een kickstart en zorgt voor een energieboost waardoor hun overlevingskansen toenemen. De biggen zijn energieker en komen sneller bij de uier en zullen met meer kracht uit de uier drinken, wat ook een positief effect heeft op de melkproductie.
Al deze producten kunnen bijdragen aan de vitaliteit en overleving van uw biggen. AHV FarrowPREP, AHV Piglet Activate en Aspi Paste maken deel uit van het AHV Gezondheidsprogramma Transitie & Neonatale ontwikkeling. Waarmee we de zeug ondersteunen en zorgen voor een optimale start en ontwikkeling van pasgeboren biggen om hun overlevingskansen te vergroten.
Wilt u meer weten over wat AHV voor uw zeugen en biggen kan betekenen? Vul dan onderstaand contactformulier in.
Bronnen:
Devillers, N., Le Dividich, J., & Prunier, A. (2011). Influence of colostrum intake on piglet survival and immunity. Animal, 5(10), 1605-1612.
Devillers, N., Farmer, C., Le Dividich, J., & Prunier, A. (2007). Variability of colostrum yield and colostrum intake in pigs. Animal, 1(7), 1033-1041.
Hurley, W. L. (2001). Mammary gland growth in the lactating sow. Livestock production science, 70(1-2), 149-157.
Decaluwé, R., Maes, D., Wuyts, B., Cools, A., Piepers, S., & Janssens, G. P. J. (2014). Piglets׳ colostrum intake associates with daily weight gain and survival until weaning. Livestock Science, 162, 185-192.
Farmer, C., Palin, M. F., Sorensen, M. T., & Robert, S. (2001). Lactational performance, nursing and maternal behavior of Upton-Meishan and Large White sows. Canadian journal of animal science, 81(4), 487-493.
Quesnel, H., Farmer, C., & Theil, P. K. (2015). Colostrum and milk production. The gestating and lactating sow, 173, 192.
De Smet, S., & Decaluwé, R. (2015). Biest, een cruciaal samenspel tussen zeug en big. Management & Techniek, 4, 47-49.
Mei, J., Zhang, Y., Wang, T., Sangild, P. T., & Xu, R. J. (2006). Oral ingestion of colostrum alters intestinal transforming growth factor-beta receptor intensity in newborn pigs. Livestock Science, 105(1-3), 214-222.
Theil, P. K., Lauridsen, C., & Quesnel, H. (2014). Neonatal piglet survival: impact of sow nutrition around parturition on fetal glycogen deposition and production and composition of colostrum and transient milk. Animal, 8(7), 1021-1030.
Declerck, I., Dewulf, J., Sarrazin, S., & Maes, D. (2016). Long-term effects of colostrum intake in piglet mortality and performance. Journal of animal science, 94(4), 1633-1643.
Een vraag voor een AHV-Specialist?
Wilt u bezocht worden door een AHV-Specialist om samen de gezondheid op uw varkensbedrijf te bespreken? Onze AHV Specialist komt graag bij u langs om samen de gezondheid van uw zeugen en biggen te beoordelen en met een passend advies te komen.
Benelux – Contact Opnemen Adviseur kort
"*" geeft vereiste velden aan